Ja maar….
“Ja maar Mam….
Ja maar Saranna….”
Na 40 keer was ik het gisteren zat.
Mijn naam klinkt nergens naar als hij zo zeurend wordt uitgesproken.
We stonden aan het begin van een spannend traject: chocolademelange maken.
Zijn fantasie kende geen grenzen.
Iik wilde dit megaproject toch ook uitvoerbaar houden en probeerde zijn ambities in overeenstemming te brengen met zijn uitvoeringscapaciteit.
“Ja maar” is vanaf nu verboden, je mag het woord niet meer gebruiken”.
Als hij het toch deed, zou ik in zijn billen knijpen, was de afspraak.
Hij vond het wel een mooie uitdaging en ging op zoek naar zinnen waarin hij “maar” kon zeggen zonder dat het zeuren was.
“Als ik nu zeg, hier heb ik maar een klein beetje van nodig, dan geldt het toch niet?”
Met het spelletje kwamden we de rest van de tijd zonder zeuren door.
Niet zonder kleerscheuren want na het productieproces zat hij helemaal en het huis half onder de gesmolten chocolade.
Ik zal de laatste zijn om te ontkennen dat we wel met heel veel plezier met chocolade gekliederd hebben en dat het resultaat ernstig tegenviel.
Zijn “Ja maar” deed me weer denken aan de leergang die ik ooit liep waarin de docent met veel humor een aparte diersoort benoemde: de “Yeahbuts”.
Een hele vriendelijke diersoort, maar wel heel koppig: halthouden voor het hek, er niet overheen willen, er niet omheen kunnen en de optie van het er onderdoor kruipen niet eens willen onderzoeken.
Eeen diersoort dat je als je het kon zou willen helpen met het presenteren van alternatieven elke keer als zij hun obstakels opwierpen en hun eigen naam balkten: Yeah, but…..
Als ik nu een “Jamaar” hoor, denk ik elke keer “Ah een Yeahbut”, hoe kon je dat beestje ookal weer het beste kietelen?