Fietshelm of fatsoen
“Ik zou mijn fiets niet daar neer zetten als ik jou was” zei de man tegen het meisje.
Het meisje keek verstoord om.
“Je parkeert hem nu tegen de voordeur van een woning namelijk” legde man vriendelijk uit.
Aan het gezicht van het meisje zag je dat ze in tweestijd stond over welke wending ze het gesprek zou gaan geven.
Waar bemoei je je mee en waarom zou ik naar je luisteren lag als uitdrukking het meest duidelijk op haar gezicht.
Ze besloot tot uitstel.
“Oh, woon je hier dan soms?”, alsof ze wel bereid zou zijn hem weg te halen als het zijn voordeur was.
De man legde uit waarom die plek niet handig was en slecht voor haar fiets, hij had het nog niet eens over onbeleefd ofzo.
Het meisje besloot dat ze tegen zo veel redelijkheid niet op kon en verzette haar fiets. Echt blij keek ze er nog steeds niet bij.
Juist op dat moment kwamen er twee agenten op mountainbike, met korte broeken en een fluoriserend blauwe fietshelm op aanrijden. Ze draaiden een rondje op hun bike om vervolgens samen het voetgangers(!)gebied in te fietsen.
Toegegeven de fietshelm hielp niet echt bij het uitstralen van door functie verkregen gezag, het fietsen waar het niet mocht ook al niet.
De man die het meisje tot verplaatsing van haar fiets had gekregen won het bij mij even op alle fronten in het uistralen van gezag en bewerkstelligen van gewenst gedrag.